Bidprentjes, Het vijfminutenpreekje
Bidprentjes zijn prentjes die binnen de katholieke gemeenschap uitgedeeld worden ter herinnering aan een bepaalde gebeurtenis. Bijvoorbeeld een doop, een eerste communie of een huwelijk, maar met name een begrafenis. De bidprentjes voor overledenen (ook wel doodsprentjes genoemd) zijn bedoeld om de nagedachtenis aan de overledene levend te houden en mensen te vragen te bidden voor zijn of haar ziel.
Bidprentjes kunnen ons het een en ander vertellen over de persoon; geboortedatum en -plaats, sterfdatum en -plaats, levensloop, beroep, partner en kinderen, karaktereigenschappen enzovoort. De bidprentjes geven ook indirect informatie over de bevolking, zoals samenstelling, migratiepatroon en gebruiken. Een belangrijke historische bron, het Cuijks Archief verzamelt dan ook zo veel mogelijk bidprentjes.
Zo kun je op oude Cuijkse bidprentjes zien dat veel mensen geboren zijn in Cuijk dan wel in een betrekkelijk kleine straal rondom Cuijk. De kindersterfte leek ook een stuk hoger en men bleef doorgaans een leven lang in Cuijk of in ieder geval ‘in de buurt’ wonen. Ook het geloof in het hiernamaals was lange tijd stevig verankerd in de Cuijkse zielen. Opvallend in de oudere teksten is de zorgzaamheid, bijna alle vaders en moeders cijferden zichzelf weg ten gunste van de kinderen en partner. Als die het maar goed hebben. Ook staat de naam van de Cuijkse koster-organist van Riet vaak onder het prentje, het lijkt erop dat hij veel mensen geholpen heeft met het opstellen van de tekst. Tegenwoordig lijkt er meer ruimte voor het individu, de teksten zijn veel meer op de persoon geschreven.
Koster organist van Riet
Naar alle waarschijnlijkheid heeft Nederland de eer de bakermat te zijn van het bidprentje, het doodsprentje, of het ‘doodsbeeldeke’, zoals het in Vlaanderen wel genoemd werd. Het bidprentje is gericht tot de bedroefde familie en de deelnemende vrienden en kennissen; een groep mensen die meer of minder diep onder de indruk van dat overlijden staat. De oudste prentjes dateren uit het einde van de zeventiende eeuw en zijn gemaakt voor geestelijken of andere personen van aanzien. In de loop van de negentiende eeuw werd het gebruik van bidprentjes gemeengoed in katholieke kring. Tegenwoordig worden er ook bij het overlijden van niet-katholieken herinneringsprentjes uitgedeeld.
Laten we even Guido Gezelle aan het woord, de man die zich als geen ander moeite gaf om hoogstaande gedachtenissen voor doodsbeeldekens te schrijven: “Het gebruik van lijkbeeldekens, doodsantjes (dood-Sanctjes), doodsentjes, doodsintjes, rouwzantjes, rouwzintjes, zarkskes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes, briefkens werd ingevoerd onder het ‘heilig ende zalig gedacht’ dat de diptyche, de obituaria ten gronde ligt.”
Diptyche = diptiek = tweeluik, beschilderd of gebeeldhouwd dubbelpaneel
Obituaria = Overlijdensregisters. Tot ver in de Middeleeuwen lieten abdijen, die zich tot dit doel in een verband hadden verenigd, een document rondgaan, waarop elke communiteit de namen van haar eigen overledenen met een korte biografische vermelding aantekende. Op deze wijze werden de overledenen in de eeuwige gebeden van de andere kloostergemeenschappen aanbevolen.
“Het gebruik van doodsantjes te laten drukken, van ze binst (tijdens) het te offeren gaan, van ze in de kerke rond te geven, van ze ten huize te doen bestellen, voor of na de begravinge enz. is uit de Nederlanden overgegaan naar Engeland, Duitschland, Vrankrijk, Amerika, Italien, Polen, en misschien nog andere landen. Gelijk de diptycha vindt men de doodprentjes bij streken op den altaar liggen (…) alsof ’t afgedrukte zerksteenen waren, zerkskes, zarkskes. Gelijk de boeken, de boekversierselen en de heiligenbeeldekens, zoo wierden eertijds de doodsantjes met der hand geschreven.”
Het Missiehuis in Tilburg heeft een van de oudste met de handgeschreven bidprentjes, uit 1708. Het is een perkamenten prentje, met achterop in inkt zeer simpel geschreven:
Bid voor de ziel
Van anna joris
Die gestorven is op den
3 november 1708
De Heer geeft haar
De eeuwige rust.
De eerst gedrukte bidprentjes verschijnen rond 1800, hoewel Gezelle er al enkele vernoemt voor die tijd. Dat waren volgens hem prentjes uit Amsterdam die over Antwerpen naar Vlaanderen kwamen. Op die oude bidprentjes komen nog bijna geen Schriftuurteksten (bijbelteksten) voor; het waren eenvoudig gedachtenissen aan de overledene voor enkele familieleden, met een aansporing tot gebed en soms een vermaning om aan eigen ziel en zaligheid te denken, ‘Bidt voor zijn ziel. Vergeet uw eige siel niet.’ Geleidelijk nam het aantal schriftuurteksten toe, bijvoorbeeld: Zij was een moeder, waardig om in de gedachtenis der goeden te leven, (II Mach, VII, 20). Op de voorkant van het prentje een religieus teken, dat bleef heel lang zo.
Niet iedereen kreeg een bidprentje mee, aanvankelijk alleen priesters en welgestelden, ‘als teeken van welhebbende treffelijkheid’. Het vinden van een passende, nog niet versleten bijbeltekst werd een stuk lastiger toen voor iedereen, arm en rijk, een bidprentje gemaakt werd. Bijbelteksten werden vervangen door andere, standaard teksten. Oppervlakkig en haastig samengestelde teksten die de overledene onder algemeenheden bedolven. Niet meer de moeite waard te lezen laat staan te herlezen.
Het andere uiterste bestaat ook, de overdrijving, tot leugenachtig toe. Er bestaat zelfs een gezegde, ‘liegen als een bidprentje’! Over de doden niets dan goed, nietwaar? En de meeste families zijn gevoeliger voor eer dan de waarheid.
Nu is het wel waar, dat de meeste mensen dadelijk na hun dood beter en mooier en ongetwijfeld ook juister worden gezien dan tijdens hun leven. De kleine en scherpe hoeken en kanten vallen weg, de grote hoofdlijn komt duidelijker uit en valt erg mee. De dood kan ook de ogen van de levenden openen.
Pater van Meurs heeft er een leuk spotdichtje op geschreven dat met enige moeite nog goed te lezen is:
As et buukske van oew leven
heelegaor is volgeschreven,
komt nao ’t endje nog ’n endje,
da gedrukt steet op ’n prentje.
0, dan worde mooi geprezen!
Jao, deur teksten wordt bewezen,
da ge ’n heilige waort veurdezen!
Spietig, da ge ’t nie kunt lezen!
Maor oew vrienden, die ’t nog kunnen,
ou die lof ook nou nie gunnen,
denken kniezend, schoon ze zwiegen:
“Ook deur teksten kan men liegen!”
Tegenwoordig zijn er vooral ‘opstelletjes’, zeer persoonlijk. Daarin wordt het leven van de overledene in een kleine 300 woorden beschreven. Kort, krachtig, eerlijk en vaak uit het hart. Niet langer een religieuze voorstelling op de voorkant maar een foto van de persoon. Zij zijn het waard bewaard te worden, zo houd je de nagedachtenis aan de overledene levend.