Moderne Tijd
In de periode na 1800 komt de ontwikkeling van de dorpen binnen de gemeente Cuijk in een stroomversnelling. Prenten uit de negentiende eeuw laten nog een klein, maar welvarend dorp aan de oevers van Maas zien waar de middeleeuwse kerk met haar ene toren bovenuit steekt. Een goede eeuw later is dat beeld rigoureus veranderd. Nog altijd een bloeiend dorp aan de oevers van de Maas, maar ditmaal met twee neogotische kerkspitsen als skyline en uitbreiding van het dorp naar verschillende kanten. Ook de kerkdorpen hebben zich uitgebreid en Vianen heeft de status van dorp bereikt. Naast geografische uitbreiding heeft de regio zich tussen 1800 en het heden ook uitgebreid op het gebied van infrastructuur, industrie, onderwijs en politiek.
Vanaf de Romeinse tijd al vormde Cuijk door de eeuwen heen een belangrijk regionaal centrum. Ook aan het begin van de negentiende eeuw had het dorp deze functie nog en werden er veel jaarmarkten of landdagen in Cuijk georganiseerd. Op die dagen konden mensen uit omringende dorpen vee verhandelen, andere producten verkopen of de stand van zaken in de regio bespreken. Dit soort landdagen en latere veemarkten hielden stand tot ver in de twintigste eeuw.
Midden negentiende eeuw kreeg de gemeente Cuijk te maken met de fase van industrialisatie die zich ook op grote schaal in de rest van de wereld voordeed. Deze industrialisatie kenmerkte zich in Cuijk door de vestiging van verschillende bedrijven. Zo kwamen er in Cuijk rond 1860 verschillende leerlooierijen, een koffiemolen- en tabaksfabriek. Ook een bierbrouwerij, ijsfabriek, steenhouwerij en een houtbewerkingsbedrijf vestigden zich in Cuijk en omgeving. Zo’n aantal bedrijven voor het dorp dat het toen was betekende grote voorspoed en veel werkgelegenheid. Mede daardoor breidde Cuijk zich in de twintigste eeuw behoorlijk uit. De aansluiting op het spoorwegnetwerk was een extra stimulans voor de groeiende industriële sector. In 1882 was het zover: station Cuijk was een feit. Door deze aansluiting konden de kleine fabrieken zich verder ontwikkelen en de industrie zo naar een hoger plan tillen. Deze bloei maakte de plaats later aantrekkelijk voor grotere bedrijven, zoals zuivelbedrijf Lacto (het latere Nutricia) en de firma Homburg. Ook in de kerkdorpen groeide het aantal ambachtelijke bedrijfjes in de late negentiende en het begin van de twintigste eeuw sterk. Zo bloeide in bijvoorbeeld Haps de rozenindustrie letterlijk op.
In dezelfde periode waarin de industrie opkwam in de gemeente Cuijk, ging men ook meer aandacht aan het onderwijs van de kinderen besteden. Al vanaf het begin van de negentiende eeuw was het mogelijk om kinderen naar het openbaar of bijzonder (katholiek of protestants) lager onderwijs te sturen. Het duurde dan nog enige tijd voordat vervolgonderwijs ook tot de mogelijkheden behoorde. Over de opkomst van het onderwijs en de strijd om bijzondere scholen in Cuijk en de kerkdorpen kunt u hier meer lezen.
Van de eerste Wereldoorlog hebben Cuijk en omgeving, net als de rest van Nederland, niet al te veel gemerkt. Anders was dit echter in de Tweede Wereldoorlog, toen ook in Cuijk Duitse militairen gelegerd werden en de Joodse gemeenschap het zwaar te verduren kreeg, tijdens de bezetting. Al vanaf de vroegmoderne tijd bestond de Joodse gemeenschap in Cuijk, maar na de oorlog zou deze sterk verminderd zijn. Over deze en andere aspecten van de Tweede Wereldoorlog in Cuijk en de kerkdorpen, zoals onder meer de verdedigingslinie bij de Maas en de bevrijding in 1944 zal uitgebreid worden ingegaan.
Na de Tweede Wereldoorlog en de verwoestingen die deze met zich meebracht, is het zaak om de gemeente, maar ook de rest van Nederland weer op te bouwen. In Cuijk gebeurt dit door middel van verdere industrialisatie en er verrijzen dan ook na het einde van de oorlog twee nieuwe industrieterreinen en een nieuw havengebied. Ook verbetering van de infrastructuur en bijvoorbeeld riolering zijn van groot belang voor het slagen van dit plan. Al deze verbeteringen komen Cuijk zeker ten goede en in de jaren zestig ziet de toekomst er stukken beter uit voor Cuijk, Beers, Haps, Linden, Katwijk en St. Agatha.
In diezelfde bloeiende jaren zestig wordt Cuijk nog verder uitgebreid; ditmaal niet ten behoeve van de industrie, maar juist ten behoeve van bewoning. Nieuwe wijken als de Valuwe in Cuijk-Noord en later Padbroek in het zuiden verrijzen. Ook de kerkdorpen breidden uit, zeker ook door de ontwikkeling van de industrie in Cuijk. Werkgelegenheid is er genoeg en dit trekt uiteraard nieuwe werknemers uit allerlei gebieden aan. De eerste gastarbeiders komen naar Cuijk en vestigen zich hier. De ontwikkeling/uitbreiding zou de daaropvolgende decennia gestaag verder gaan.