Vlees, vliegtuigen en Veghelse waar

II Exportslagerij van der Eijken

Aanvankelijk bleef de familie Van der Eijken nog de activiteiten van molenaar voortzetten, zoals het malen van eikenschors voor de Cuijkse leerlooierijen.

Molen en slagerij van
Van der Eijken rond 1910.

Van der Eijken deed blijkbaar goede zaken. De molen moest plaatsmaken voor een geheel nieuw bedrijfsgebouw; met drie verdiepingen, voor zijn slagersactiviteiten en zijn graan- en meelhandel. Bovendien werd er ruimte gemaakt voor een groentedrogerij, een varkenshok en een paardenstal. Naast dit bedrijfspand werd voor het gezin Van der Eijken een nieuw woonhuis gebouwd.

Cuijk. De slagers van de firma v.d.Eijken jaar 1925.
V.l.n.r. Louis v.d.Eijken + Hombergen + Ijsvogel + vaars van ruim één jaar! + Janus van Raay vader van Tinie van Raay en grootvader van Arie van Raay uit de Haagse straat + Goossens uit Grave met slaghamer om het dier voor op de kop met een klap te bedwelmen.

III Fabricage van vliegtuigen

In 1919 begon voornoemde Jan van der Eijken in de gebouwen van de exportslagerij met het bouwen van vliegtuigen onder de naam N.A.V.O.: ‘Nederlandse Automobiel- en Vliegtuig Onderneming’.

Van der Eijken zal op het vliegveld Tempelhof bij Berlijn de heren Rethel en Keitel ontmoet hebben.
Beide heren waren als ontwerpers in dienst van de Duitse Condorwerke in Gelsenkirchen.

Hij haalde deze mensen naar Cuijk om daar in zijn fabriek vliegtuigen te gaan bouwen.
In de exportslagerij annex maalderij en graanhandel werd ook ruimte gevonden voor de fabricage.

Er zijn in totaal echter maar twee vliegtuigen gebouwd. De activiteiten werden uiteraard op de voet gevolgd door de pers.
Het was dan ook uitzonderlijk dat er een ondernemer was in deze regio, die het aandurfde en de moed had om een dergelijk bedrijf te beginnen en daarmede concurrent te zijn van de al bestaande vliegtuigbouwer Fokker.

Op 29 november 1920 was het zover. De fabricage van het eerste vliegtuig, waarin vier passagiers konden plaatsnemen, was voltooid en het vliegtuig zou worden getest.
In de omgeving van Malden werden toen al regelmatig vliegdemonstraties gegeven. Zo ook voor het eerste gebouwde vliegtuig van de N.A.V.O.
Op 30 november werd het vliegtuig aan het publiek getoond en daarbij waren ook vertegenwoordigers van de KLM, het Nederlandse leger, Rijksstudiedienst voor de luchtvaart en de Koninklijke Nederlandse Vereniging Voor Luchtvaart aanwezig.
In december 1920 werd een van de gebouwde vliegtuigen, door de Duitse piloot Hans Wende, naar vliegveld Soesterberg gevlogen, met aan boord twee passagiers. piloot Hans Wende[/caption]

Het vliegtuig heeft lange tijd te koop gestaan in een gehuurde hangar in Soesterberg.
De toenmalige PTT had wel interesse in dit toestel. Zij wilden het gaan gebruiken voor het postverkeer.
Het is er echter nooit van gekomen. Het andere toestel kwam tijdens een testvlucht deels in de Maas terecht. De piloot kwam met de schrik vrij.

Het bedrijf heeft maar een korte tijd bestaan 1919 tot 1921.
Het ging de NAVO financieel niet voor de wind. Er werd mogelijk meer dan 100.000 gulden in het project geïnvesteerd. Een voor die tijd gigantisch bedrag.
Het is zeer waarschijnlijk, dat van der Eijken inmiddels te veel geld had uitgegeven aan deze bedrijfsactiviteiten en daarom niet meer bereid was er nog meer geld in te steken.
Ook andere geldschieters waren moeilijk te vinden en opdrachten bleven uit. Zodoende zag van der Eijken zich medio 1921 genoodzaakt het bedrijf stil te leggen.

Het vliegtuig, ontworpen door Rethel en Keidel, met 2e en 3e van links resp. Dries Jetten en Jan van der Eijken

De Echo schrijft daarover in 1921 het volgende:

“Herhaaldelijk hebben wij in ons blad met genoegen de prestaties beschreven van de N.A.V.O., die prachtige uiting van Cuijksen ondernemingsgeest en thans moeten we de noodklok luiden over deze opkomende Maaskantse nijverheid.

De dood van dit jonge, veelbelovende wicht was niet meer te voorkomen en heden den eersten april 1921 is de uitvaart.”

Daarmee waren de economische activiteiten stilgelegd en diende voor de nog aanwezige gebouwen een andere bestemming te worden gevonden.
De Coöperatieve Handels Vereniging van de Boerenbond, die was gevestigd in Veghel, wilde dat er ook in Cuijk een dependance van het bedrijf moest komen en kocht het gebouwencomplex van de familie Van der Eijken.

IV Het boerenbondsgebouw

Rond 1900 was er een stroming in Nederland op gang gekomen, waarbij diverse belangengroepen zich op een of andere wijze gingen verenigen. In Cuijk waren de boeren verreweg de grootste groep van ondernemers. In 1900 werd dan ook de R.K. Boerenbond Cuijk opgericht. Zij telde bij aanvang al 140 leden uit Cuijk zelf en de overige 36 contribuerende leden kwamen uit Oeffelt en Katwijk. Zij streefden naar een gezamenlijke aanpak met betrekking tot inkoop van grondstoffen en afzet van produkten. Er werd overleg gepleegd met de Coöperatieve Handels Vereniging van de NCB. Deze onderneming, waarvan de hoofddirectie was gevestigd in Veghel, zag wel iets in een vestiging in Cuijk en ging met Van der Eijken in onderhandeling voor overname van de gebouwen.

Het boerenbondsgebouw met rechts de woning van de directeur, de Heer
P. Graat

De centrale ligging van deze gebouwen kwam hen goed van pas. De onderhandelingen leidden dan ook tot een positief resultaat.
In 1925 begon de coöperatie met het gebruiksklaar maken van de gebouwen. In het gebouw was ruimte voor opslag en verkoop van zaai- en pootgoed, veevoer en kunstmest.
In het 20 meter hoge hoofdgebouw kwam een graansilo en een maalderij en een elevator voor het transport van graan binnen het gebouw. Ook landbouwgereedschappen, bestrijdingsmiddelen, kolen en turf behoorden tot de verkoopproducten.

De opening van het gebouw zou plaatsvinden op 2 januari 1926.
Juist op die dag werd Cuijk getroffen door een overstroming.
Voor de CHV een flinke tegenvaller. De opening kon niet doorgaan en er was veel waterschade, het water stond tot aan de vensterbanken.

Op 15 juli 1926 vond de uitgestelde officiële opening plaats van het gebouw. Vele vertegenwoordigers van kerkelijke- en wereldlijke instanties waren bij deze opening aanwezig.
De inzegening werd verricht door kapelaan Muskens, geestelijk adviseur van de Boerenbond in Cuijk. Rector van Kessel als adviseur van de NCB voerde als eerste het woord. Hij memoreerde o.a. in zijn toespraak, dat de handelsvereniging als instelling van de NCB het christelijk beginsel voor op stelde.

Verder hadden de afnemers de zekerheid, dat aan hen goede waar werd geleverd tegen billijke prijzen.
Ook de voorzitter van de handelsvereniging voerde nog het woord. Hij wees er eveneens op dat deze instelling van veel nut kon zijn voor deze streek. De handelsvereniging zou dan ook lange tijd een belangrijke functie vervullen voor de boeren in de omgeving.

Directeur werd de heer P. Graat. Het aantal personeelsleden was in die tijd zeven, waarvan er drie op kantoor werkten en vier in het magazijn.
Wat de boeren nodig hadden, kwamen ze zelf met paard en wagen halen. Aanvoer van de goederen vond veelal plaats met schepen, die gelost werden op de loswal. Het lossen van de schepen was een zwaar karwei. Op de Maaskade was geen kraan; de sjouwers moesten het schip in, de zware zakken (tot 100 Kg) op de schouders heisen, de scheepstrap omhoog en dan over de smalle loopplank de kade op.

Met name eind jaren vijftig en begin jaren zestig werd veel gebruik gemaakt van de weegbrug die voor het gebouw was aangelegd. In de suikerbietentijd reden de vrachtwagens af en aan. De bieten werden daarna naar de loswal gebracht en per schip vervoerd naar de suiker-fabrieken in West-Brabant.

In de Tweede Wereldoorlog brak er voor het bedrijf een moeilijke periode aan. De oorlog had de handel voor een groot deel stilgelegd.
De leegstaande zolders van het gebouw werden verhuurd aan Philips voor de opslag van zijn producten (o.a. lampenbollen).

In de jaren zestig werden op diverse plaatsen vestigingen van de Boerenbond opgericht. Bovendien werden de bestellingen van de boeren vanuit de hoofdvestiging Veghel, rechtstreeks bij de boeren bezorgd. Daarmede verloor Cuijk zijn centrale functie en werd het gebouw veel te groot. Gelijk met de pensionering van de heer Graat in 1966 beëindigde de CHV haar activiteiten en werd het gebouw gesloten.

Het zou veertien jaar duren voordat er op die plek een andere economische activiteit zou plaatsvinden.

Luchtfoto van het N.C.B. gebouw en de omgeving omstreeks 1973.