De westpoort van Cuijk - Molentijdperk

Noord-Brabant kende vroeger ‘richtwegen’, kaarsrechte zandpaden en karrensporen die de dorpen met elkaar verbonden. Die paden richtten zich op de kerktorens aan de horizon. Als je van uit het westen Cuijk naderde liep je richting (oude) kerktoren. Eenmaal bij de standaardmolen aangekomen stond je aan de poort van Cuijk. Een plek waar tot vandaag ondernemers goederen en diensten aanbieden.

I Molentijdperk

Op deze fraaie aquarel van Von Geusau zien we een panoramabeeld van het dorp Cuijk van rond 1880, met daarop de standaardmolen. De spoorlijn Cuijk - Nijmegen was al feit.

Al in de eerste helft van de 17e eeuw is er sprake van de aanwezigheid van een standaardmolen in Cuijk. Deze molen stond toen nog aan de grintweg van Beers naar Cuijk. In het midden van de 17e eeuw werd deze molen verplaatst, ongeveer naar de plek waar nu de supermarkt van Albert Heijn is gevestigd.

De molen aan de Beerseweg moest weg om plaats te maken voor een betere en bredere verbinding tussen Cuijk en Beers. Evenals het dorp Cuijk had de molen, bij de gevechten tussen de Spaanse en de Staatse troepen, grote schade opgelopen door de vernielzucht van de soldaten. De molen werd echter weer in ere hersteld. Deze (dwang)molen was in die tijd eigendom van de prins van Oranje, die tevens baron was van het Land van Cuijk. Hij verpachtte de molen en de pachter was de prins jaarlijks een bepaald bedrag verschuldigd. De prins van Oranje bezat dus het maalregaal van deze molen ofwel 'het heerlijk recht'. Dit betekende dat ook de inwoners van Linden, Beers, Haps en Cuijk verplicht waren hun koren op deze molen te laten malen.

In het begin van de achttiende eeuw vroegen de ingezetenen van Haps aan de Baron van Cuijk toestemming om hun graan op de Beugense of Millse molens te mogen malen. Zij beweerden dat de afstand naar Beugen of Mill maar een halfuur gaans was en naar Cuijk minstens een uur. Dit leek enigszins te zijn overdreven. Zij gaven ook te kennen dat de Cuijkse 'mulder' hen niet meer jaarlijks trakteerde op twee vaten bier. Hoe dit is afgelopen, is niet bekend.

De standaardmolen aan het einde van de Molenstraat in Cuijk van de familie Poos.

De naam standaardmolen is afkomstig van het feit, dat de kast van de molen op een 'standerd' of staak zit, een rechtopstaande, ongeveer 60-80 cm dikke stam. De kast rust op de bovenkant van de standerd op een stormpen. Een tweede steunpunt voor de kast om de standerd, is de zetel halverwege de standerd. Het midden van de kast zit niet op de standerd, maar meer naar achteren ter compensatie van het gewicht van het wiekenkruis. Hierdoor is de molen, afhankelijk van de hoeveelheid in de kast opgeslagen maalgoed, min of meer in evenwicht.

Gedurende de Franse Tijd werden alle heerlijke rechten afgeschaft, dus ook de maaldwang. Alle molens in het land van Cuijk werden publiekelijk verkocht. De molen was in die tijd, zo rond 1795, verpacht aan de familie Linders. Zij werden door de bezetter gedwongen een zogenaamd 'molenboek' bij te houden ten behoeve van de eigenaar. Een soort van kasboek van de inkomsten en uitgaven. De bezetter was het namelijk opgevallen dat de oogstopbrengsten in sterke mate waren teruggelopen en dus ook de hoeveelheid te malen graan. De burgemeester van Cuijk moest hier verantwoording over afleggen bij de Franse bezetter. De burgemeester schreef een nietszeggende brief aan de Franse prefect, daarmee leek de zaak afgedaan, want er werd niets meer vernomen.

In het begin van de negentiende eeuw wordt de molen gekocht door de familie Manders. Een molenaarsfamilie, afkomstig uit de omgeving van Erp. De eigenaar werd Johannes Lambertus Manders. (Geboren in Erp op 10 oktober 1775 en overleden in Cuijk op 13 augustus 1862. Volgens de kadastergegevens was Manders eigenaar geworden van de percelen 369 (molen en erf), 370 (moestuin) en 371 (huis en erf), allen gelegen in Cuijk op de Zandberg. Lambertus droeg zijn bedrijf over aan zijn zoon Egidius Manders.)
Nazaten van deze Manders zijn zich later (vooral in Cuijk) gaan toeleggen op het bereiden van leer voor allerhande doeleinden.

Op de molen werd ook veel eikenschors gemalen. Een product dat gebruikt werd bij het bereiden van leer. De molen moet ook nog een aantal jaren eigendom geweest zijn van Matthias Regouin. Hij was in 1838 een leerlooierij begonnen aan de Grotestraat in Cuijk. De molen werd vele jaren later, rond 1880, opgekocht door de welgestelde molenaarsfamilie van Riet uit Beers. Wilhelmus van Riet droeg de exploitatie van de molen over aan zijn zoon Arnoldus ofwel (in de volksmond) Nölleke van Riet. Nölleke van Riet was een bekende figuur in de Cuijkse gemeenschap vooral door zijn grappen en grollen. Echter vanwege zijn buitengewone drinkgewoonten werd hij gedwongen de molen over te dragen aan zijn zuster Theodora. Deze Theodora trouwde met Gerardus Poos eveneens stammende uit een bekende molenaarsfamilie uit Gassel. Poos sr. had in die tijd voor alle drie zijn zonen een molen gekocht.

Op 16 juni 1888 voltrok zich een ramp. De molen werd grotendeels door brand vernield als gevolg van blikseminslag. Een bericht daarover in 'De Echo' vermeldde het volgende:

"Een vreselijk onweer barstte los boven Cuijk. De eerste bliksemschicht gevolgd door een ratelende slag, zoals zelden gehoord, trof ongelukkig doel. Het hemelvuur sloeg in den houten molen van de familie Poos aan de overweg en hield hier geducht huis.

Op wel 20 plaatsen werd al het houtwerk alsook de wieken totaal versplinterd.
Op de werf waren drie grote kloven in de grond geboord, daarna drong de straal door de dakpannen in de woning van de molenaar. Hier bleef geen vertrek onbezocht, zelfs niet de kelder. Alles werd van de plaats geslingerd en vele ruiten verbrijzeld.
De dienstmaagd werd getroffen en viel bewusteloos ter aard.
De molen was naar men zegt voor fl. 5000,-- geassureerd.”

Na de brand zijn de restanten van de molen eigendom geworden van G. van der Eijken. Hij liet de bouwval slopen en bouwde een nieuwe stenen bergmolen.

Bij de geboorte van koningin Juliana in 1909 was de molen versierd met een lint, waarop de tekst: 'Lang leve prinses Juliana'. In het mandje dat bij het onderste venster hangt, ligt G. van der Eijken jr[/caption]