De watersnood van 1926
De Maas stijgt tot recordhoogte
Oudjaarsnacht 1925; terwijl elders de mensen elkaar een gelukkig en voorspoedig nieuwjaar wensen, vluchten in het land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen duizenden mensen voor het wassende, ijskoude water. Een paar dagen daarvoor is al de noodtoestand afgekondigd. Het water wast snel en de golven beginnen hun vernietigende werk. De mannen van het dijkleger zwoegen, maar hun inspanning is te gering vergeleken met het natuurgeweld. De Maasdijk bij Nederasselt bezwijkt onder de druk van de grote sneeuwval, snelle dooi, extreme regenval en een aanwakkerende storm.
In het land van Maas en Waal worden de oudjaarsklokken noodklokken.
Dijkdoorbraak bij Nutricia in 1926.
2 januari 1926: om twee uur ’s middags breekt de dijk in Cuijk tussen de zuivelfabriek Lacto en de melkproduktenfabriek St Maarten. Opnieuw overstroomt Cuijk. De ramp is groter dan zes jaar daarvoor, toen het dijklichaam op precies dezelfde plaats bezweek. Een redacteur van de Gelderlander, op de hoogte gebracht door de gemeente Mook, belt met het gemeentehuis van Cuijk. De onwetende burgemeester komt aan de lijn en stelt de verslaggever gerust. Dan ineens hoort de man aan de andere kant van de lijn een schreeuw: “vlucht, vlucht, de dijk is door”, daarna het geluid van omvallende stoelen, geraas……..en weg verbinding.
Ook de Galbergsedijk (een leidijk ten zuiden van Katwijk) breekt door. Overal breken dijken door, van nagenoeg alle plaatsen langs de rivieren komen onheilsberichten binnen. ‘Gansche landstreken staan onder water’.
Luchtfoto genomen door de KLM van de watersnoodramp in 1926.
Alles vlucht uit Cuijk en omstreken
Doorbraken bij Oeffelt en Boxmeer zetten Oeffelt, Haps en St. Agatha blank. In Haps verlaat de familie Sommers nog juist op tijd het instortende huis en het klooster in St. Agatha is een overdekt zwembad geworden. In Oeffelt stroomt het water al via de schoorstenen naar binnen. Het water in Cuijk staat hoger dan in 1920 en veel huizen staan op instorten, bewoners moeten naar elders worden overgebracht, Cuijk telt 2200 vluchtelingen. De kerken in het Land van Cuijk, die meestal op de hoogste punten staan, worden toevluchtsoord van honderden vluchtelingen, en massa’s vee.
Langzaam begint het water te zakken, al zal het nog weken duren voor het water teruggekeerd is tot zijn eigen loop. Halverwege januari slaat opnieuw het noodlot toe, het gaat vriezen. Het ijs is te dun om over te lopen, maar te dik om er doorheen te roeien. Dorpen raken geïsoleerd en de voedselvoorziening komt in gevaar. Het ijs vernielt de bomen en drukt de huizen in elkaar.
Intussen jaagt minister Colijn iedereen tegen zich in het harnas als hij weigert de watersnood een nationale ramp te noemen. Om er vervolgens nog een schep bovenop te doen met de bewering dat de overstroming ook z’n voordelen heeft, er komt immers een laagje vruchtbare slip op het land! Gelukkig denken de Koningin, de rest van Nederland als ook de Paus daar anders over. De Koningin schenkt f10.000, de Paus f20.000 en het Nederlandse volk brengt uiteindelijk f4 miljoen (!) bij elkaar. Koningin Wilhelmina bezoekt met prins Hendrik het getroffen gebied.
De hulpverlening wordt snel en energiek aangepakt. Het bisdom Den Bosch vaardige zelfs dispensaties uit, onder andere voor werken op zondag: “het is deze dag toegestaan, mits dat gewenscht is, slafelijke arbeid te verrichten”.
Pijnlijke vragen
In de vaderlandse dagbladen verschijnen ingezonden artikelen. De discussie begint over de schuldvraag van de ramp; waarom heeft Waterstaat niets aan de dijken gedaan na de ramp van 1920 en bestaat er een verband tussen de ophoging van de Beersche Overlaat en de dijkdoorbraak bij Nederasselt?
Kan iemand misschien het boekje van de Cuijkse burgemeester van de Mortel nog eens lezen?