Het Amerika Museum
Op het einde van de middeleeuwen begonnen vorsten, bestuurders van instellingen en privé personen met het aanleggen van grootschalige verzamelingen. Deze encyclopedische verzamelingen, uitsluitend voor privé gebruik, representeerden de hele wereld in het klein. Pas na 1800 veranderde de samenstelling en functie van de verzamelingen. Ambtenaren in dienst van de overheid namen die taak over van de ‘oude’ verzamelaars, er ontstonden gespecialiseerde collecties en de musea werden toegankelijk voor publiek. Pas sinds de negentiende eeuw bestaat het type museum zoals we dat nu kennen: ‘a non-profit, permanent institution in the service of society and its development, open to the public, wich acquires, conserves, researches, communicates and exhibits the tangible and intangible heritage of humanity and its environment for the purposes of education, study and enjoyment.’
De gespecialiseerde instituten zijn het natuurhistorisch museum, het kunstmuseum, het kunstnijverheidsmuseum en het etnografisch museum.
Nog niet zo lang geleden was er in Cuijk ook een etnografisch museum, het Amerika Museum. Dit was een klein, maar zeer bezienswaardig museum dat zich, als enige in Nederland, volledig toelegde op de oorspronkelijke culturen van het Amerikaanse continent. De collectie, voornamelijk tot stand gekomen door schenkingen en ruilen, omvatte enkele duizenden voorwerpen. Het was de museale uitbouw van de collectie van een missionerende congregatie, die van de Paters Oblaten van Maria. Oorspronklijk bedoeld om het thuisfront te informeren over de landen waar de geloofsverkondiging plaatsvond, later zoals hierboven (in het engels) beschreven.
Het contact van Cuijk met de Paters Oblaten ontstond in 1969, toen de orde zich in Cuijk kon vestigen doordat hen een pand via een legaat, van een bekend Cuijks arts, ter beschikking kwam. Pater Rientjes, later conservator van het museum, kreeg van de orde de opdracht de collectie beschikbaar te stellen voor het publiek. De raad van Cuijk verleende een investeringssubsidie en in 1973 werd het Amerika Museum geopend in de laagbouw van dienstencentrum Victor Hugo aan de Molenstraat. Op aandringen van de gemeente, die het culturele hart van Cuijk wilde versterken, is het museum in 1993 verhuisd naar de Streekschouwburg. Het bestuur van het museum was daar niet gelukkig mee, het aantal vierkante meters expositie ruimte werd daarmee veel kleiner.
[video width="1920" height="1080" mp4="http://cuijksarchief.nl/sites/default/files/uploads/2017/01/De-Wandeling-AM32.mp4"][/video] Fragment uit De Wandeling,seizoen 5 aflevering 3: Cuijk. Met dank aan Omroep Brabant.
De collectie was tweeledig, een belangrijk deel van de verzameling werd gevormd door voorwerpen van de Inuit (eskimo’s) van Noord-Canada. Daarnaast voorwerpen van de Indiaanse, pre-Columbiaanse hoogculturen van Midden- en Zuid-Amerika, met de nadruk op Mexico en Peru. Met name de Inuit-collectie was uniek. Die was voor het grootste deel op één locatie verzameld en gaf een vrijwel compleet beeld van het leven van de Inuit in Noord-Canada.
Uit deze collectie werden regelmatig wisseltentoonstellingen samengesteld. Op die manier werd telkens een andere, oorspronkelijke inheemse cultuur van het Amerikaanse continent belicht. Aan de hand van teksten, foto’s, jachtmateriaal, kunst- en gebruiksvoorwerpen werd een verhaal verteld, aanhakend bij de actualiteit. Daarbij wilde men laten zien hoe de culturen gunstig of ongunstig zijn beïnvloed door de moderne ontwikkelingen.
Bijvoorbeeld: ’Nuvanut - ons land’ en ‘Als sneeuw voor de zon…..de Inuit van Noord-Canada’; over het leven van de Inuit onder extreme (arctische) omstandigheden in ook nog eens veranderende tijden (invloed van westerse cultuur).
‘De wereld in balans’, een tentoonstelling over de indianen in het Amazonegebied in Colombia. Hoe probeert dit volk de balans tussen fysieke en spirituele elementen te herstellen en te bewaren na het contact met de westerse beschaving.
De collectie genoot een zeker internationaal aanzien, ondanks het ontbreken van echte topstukken. Toch waren er ook zeker juweeltjes te bewonderen in het museum. Onder andere een huisaltaartje van de Nayarit uit Mexico van ongeveer 300 jaar voor Christus, een negentiende eeuws initiatiekleed van de Teffé indianen uit Brazilië, een Inka quipu (een telsnoer uit Peru) en een 2500 jaar oud beeld uit West-Mexico.
Het museum had een boven-regionale betekenis, tachtig procent kwam van buiten de regio. Op het hoogtepunt trok het jaarlijks gemiddeld 4000 bezoekers; schoolklassen, verenigingen, vrouwenclubs etc..
Het museum is niet meer, gebrek een ruimte (om uit te breiden), subsidies die afgebouwd werden, ouder wordende paters die hun collectie niet meer zelf konden onderhouden en misschien wel het belangrijkste, de mobiliteit van de moderne mens. Het is gemakkelijker geworden om door reizen vele plekken op de wereld te bezoeken. Dat is wellicht aantrekkelijker dan een statische opstelling….