Liefdesgesticht St. Joseph en de Zusters van Liefde in Haps
Gebouwen die nog maar namen lijken
Verhaal afkomstig van de Heemkunde groep FAD.
Het St Jozefklooster in Haps omstreeks 1906. Een van de eerste foto's van het nieuwe gebouw. De foto is gemaakt vanuit de tuin van de fam. Selten. Op 1 maart 1905 namen de zusters van Liefde hun intrek in het klooster.
Aan de linkerzijde de meisjesschool en aan de rechterzijde de bewaarschool.
De sociale voorzieningen rond 1900 waren voor grote groepen van de bevolking ver onder de maat of in het geheel niet aanwezig. Er was alleen voor de allerarmsten een zogenaamd armenfonds, dat werd beheerd door de pastoor. De uitkeringen uit dat fonds vonden meestal plaats in natura, zoals brood, spek, kleding en/of brandstof. De commissaris van de koningin van Noord-Brabant schrijft bij een bezoek aan de gemeente Haps op 2 mei 1902 in zijn verslag letterlijk het volgende over de armen in Haps: "Volgens B en W is de toestand van de armen in Haps zeer bevredigend; daar zijn geen armen, behalve een enkele, die op kosten der gemeente wordt uitbesteed." Wat met deze uitbesteding wordt bedoeld is niet duidelijk. Deze conclusie staat echter haaks op de visie van de pastoor van de parochie Haps, die vond dat er wel degelijk noodlijdende personen in Haps waren en dat er voor deze mensen wat gedaan moest worden; hij kon het weten want hij kwam veel met deze mensen in aanraking. Pastoor Lambertus Hermans was in 1890 als kapelaan in Haps aangesteld. Op dat moment was Franciscus Manders pastoor in Haps. Manders was overigens een neef van Hermans en beiden kwamen uit Cuijk. In 1892 werd Hermans tot pastoor benoemd.
Lambertus Hermans Pastoor van Haps van 1892 tot 1922.
Zoals gezegd toonde pastoor Hermans veel begrip voor de noden van de inwoners van het dorp. Vooral op het gebied van de zorg en het onderwijs was er nog heel veel te verbeteren. Op het eind van de 19e eeuw leefde bij hem dan ook de gedachte, om een goede opvang voor zieken en bejaarden te creëren. Ook diende er goede huisvesting te komen voor de opvang en de verpleging van patiënten met een besmettelijke ziekte. Er moest afzonderlijk onderwijs komen voor meisjes in de vorm van een taal- en naaischool. En er diende een bewaarschool te komen. Voor al deze wensen waren natuurlijk voorzieningen nodig zoals huisvesting en personeel. Voor de verwezenlijking van dit alles was bovendien ook veel geld nodig. En voor dit laatste diende de overheid te zorgen.
De eerste contacten van de pastoor werden dan ook gelegd richting gemeentebestuur, voor het verkrijgen van de nodige vergunningen en voor de financiering. Het gemeentebestuur vond het een uitermate goed initiatief van de pastoor en zegde haar volledige medewerking toe. Ten eerste moest er ruimte gevonden worden, om al deze voorzieningen onder te brengen. Daartoe werd een aankoop gedaan van een pand aan de Beerseweg kort bij de kerk. De totale kosten werden geraamd op fl. 30.000,- dit was inclusief de aankoop van de grond, de gebouwen en de inrichting. Voor de financiering werd door de gemeente bij de provincie een subsidie aangevraagd van fl. 20.000,- . Bij een volgend bezoek van de commissaris van de koningin Baron van Voorst tot Voorst in maart 1905 waarbij ook pastoor Hermans met zijn kapelaan Hoefnagels op audiëntie kwam, sprak de pastoor zijn dank uit voor het besluit van gedeputeerde staten om de subsidieverlening goed te keuren. Naast de overheid werden ook schenkingen van particulieren ontvangen waaronder ook een aanzienlijke gift van pastoor Hermans zelf. Als architect voor de bouw werd aangetrokken C. Fransen uit Roermond. Hij was ook de architect bij de bouw van de nieuwe kerk van Haps in 1899. Op 30 december 1903 diende hij de aanvraag en de bestektekeningen in bij de gemeente. De aannemer was Christ. v. Opperen uit Posterholt (L). De aannemingssom bedroeg fl. 17.780,-.
Op 29 maart 1904 kon met de bouw worden begonnen. Enkele bedragen van wat een werknemer in de bouw in die tijd verdiende: een metselaar 18 ct per uur; een loodgieter en leiendekker 20 ct en een opperman 12 ct. Ondanks de beperkende middelen waarmee gewerkt moest worden, kon de bouw toch nog binnen een jaar worden opgeleverd. De eigenaar werd het parochiebestuur van de H. Nicolaas in Haps. Voor al deze voorzieningen was natuurlijk ook personeel nodig. Pastoor Hermans ging daarom naar de Zusters van Liefde in Schijndel met de vraag of zij bereid waren naar Haps te komen en de taken op zich te nemen. Verder moest de hogere geestelijkheid, in dit geval de Bisschop van het Bisdom Den Bosch Mgr. v.d. Ven, ook zijn fiat geven aan dit project. De zusters zegden toe om naar Haps te komen en een groot deel van de werkzaamheden op zich te nemen. De bisschop gaf eveneens toestemming voor het project. De congregatie der Zusters van Liefde, van Jezus en Maria, Moeder van Goede Bijstand te Schijndel is gesticht door de pastoor van Schijndel pastoor Antonius van Erp. Deze naam draagt de congregatie pas sinds oktober 1950. De stichtingsdatum is op Allerheiligendag 1 november 1836.
In 1936 werd het eeuwfeest gevierd. Ter gelegenheid van dit jubileum werd het wapen van de congregatie ontworpen door zuster Carmela Lambooy in overleg met de kunstenaar Herman Walstra uit Utrecht. Een wapen waar het "Ora et Labora" (bid en werk) in is opgenomen, rondom Maria, Moeder van Goede Bijstand, de patrones van de congregatie.
De eerste zuster van de congregatie was Mieke de Bref uit Boxtel, zij kreeg de naam: zuster Vincentia. Later volgden de postulanten (meisjes die zuster wilden worden). Pastoor Antonius van Erp had er inmiddels voor gezorgd dat een verbouwde pastorie aan de Heikant in Schijndel als nieuw onderkomen voor de zusters kon dienen. Hij begeleidde de zusters zelf naar dit onderkomen. Daarmede was de stichting van de congregatie een feit. De Stichtingsdatum was 1 november 1836, Allerheiligendag. De zusters zijn aldaar begonnen met het geven van onderwijs aan meisjes. Goedkeuringen voor de oprichting van de congregatie werden verleend door de toenmalige bisschop van Den Bosch Mgr. H. den Dubbelen in juli 1845 en door de Heilige Stoel in Rome in 1881. De zusters legden de vier eeuwige geloften af: van Armoede, van Zuiverheid, van Gehoorzaamheid en het Oefenen van Liefdewerken. Naast Haps was deze congregatie in het Land van Cuijk ook nog vertegenwoordigd in St. Anthonis (1896) en Beers (1897) eveneens om de zorg voor zieken en het geven van onderwijs op zich te nemen. Na de inrichting en de aankleding konden de zusters op 1 maart 1905 het klooster betrekken. Op die dag werden de eerste zusters van het klooster aan de inwoners van Haps voorgesteld.
De namen en de foto van de zusters, die als eerste bewoners de taken in het nieuwe klooster op zich namen. Zij kunnen met recht pioniers worden genoemd van het nieuwe Liefdesgesticht.
De zusters werden op de eerste dag in hun nieuwe omgeving begeleid door de algemeen Overste, zuster Theodora Slits uit Schijndel. Tussen de congregatie en de gemeente Haps werden afspraken gemaakt over de vergoedingen die aan de zusters moesten worden betaald voor hun werkzaamheden. Voor levensonderhoud werd per jaar aan iedere zuster fl. 125,- uitgekeerd. Voor iedere in het klooster opgenomen oude van dage betaalde de gemeente fl. 100,- per jaar. Voor de opname van een armlastige werd fl. 0,60 per dag en voor een besmettelijke zieke fl. 1,25 per dag vergoed. In 1927 werden deze bedragen respectievelijk verhoogd tot fl. 200,-, fl. 1.50 en fl. 2.50. Er was veel creativiteit en inzicht nodig om met deze vergoedingen de organisatie draaiende te houden. Toen dan ook de moeder van zuster Helena van der Stappen zich vestigde in het klooster, werden de financiële middelen iets ruimer. Deze weduwe stelde namelijk een groot deel van haar fortuin ter beschikking van het klooster. De bejaarden werden ondergebracht in het aangrenzende woonhuis, dat voorheen toebehoorde aan de familie Aarts. Dit onroerend goed was voor dit doel aangekocht en aangepast. Met ingang van 1 januari 1922 gaan de zusters het Liefdesgesticht van het kerkbestuur huren voor een bedrag van fl. 300,- per jaar. Dat blijft zo tot 1 januari 1930. In 1930 voldeed het klooster niet meer aan de toenmalige eisen en werden plannen gemaakt voor nieuwbouw. De bewaarschool die direct aan het klooster was gebouwd, was te klein geworden. Inmiddels was het gebouw aangekocht voor een bedrag van fl. 2500,- en dus eigendom geworden van de congregatie. Aannemer De Wit uit Schijndel kreeg de opdracht voor de nieuwbouw toegewezen en klaarde een en ander voor de aannemingsom van fl. 52.578,-. Pastoor Pompe verrichtte de eerste steenlegging. In mei 1931 mocht pastoor Pompe de nieuwe kapel inzegenen en hadden de zusters een prachtig nieuw onderkomen.
Ernest Pompe Pastoor van Haps van 1922 tot 1945.
De kapel van het St Jozefklooster in Haps. De zusters tijdens hun dagelijkse gezangen en gebeden.
In datzelfde jaar 1931 kon ook de nieuwe meisjesschool in gebruik worden genomen.
De nieuwe meisjesschool aan de Beerseweg.
De meisjesschool lag eveneens aan de Beerseweg op de plek waar nu woningen voor ouderen zijn gebouwd. In die tijd verzorgden de zusters met hulp van enkele leken de lessen in die school.
Zo zag het klooster eruit in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Wat rest zijn een paar foto's en een verborgen verhaal.